Occupy
De Occupy-beweging
Inleiding: Hoe Occupy is ontstaan
‘Samen kunnen we dit onrechtvaardige systeem veranderen!’ was slechts een van de gezangen die weerklonken door Zuccotti Park, op de eerste dag van Occupy Wall Street. Het was 17 september 2011.
Bijna drie jaar na de crash op Wall Street waren mensen over de hele wereld de economische ontberingen van de Grote Recessie beu, terwijl degenen die er de meeste verantwoordelijkheid voor droegen met hun gigantische vermogens op Wall Street actief konden blijven. De regering van de Verenigde Staten schoot de banken te hulp, terwijl diverse economische herstelmaatregelen, zoals de Amerikaanse Economic Stimulus Act van 2008, wereldwijd in gang werden gezet in een poging om de economie te redden.
Na de crash in 2008 werd onthuld dat enkele van de grootste banken ter wereld smeltkroezen van hebzucht en uitbuiting waren, zoals Goldman Sachs, Lehman Brothers, Bear Stearns en Morgan Stanley, die foute hypotheekprogramma’s uitvoerden en tegen hun eigen klanten speculeerden om miljoenen dollars op te kunnen strijken. Toen voormalige werknemers van deze bedrijven later hoge functies kregen in de Amerikaanse regering, werd de regulering van deze banken nauwelijks meer overwogen en waren de belangenconflicten wijdverspreid. Nadat de huizenzeepbel barstte, werd de wereld in een wereldwijde recessie gestort. Gewone mensen die het zat waren om zich machteloos te voelen, begonnen zich te organiseren.
Geïnspireerd door bewegingen als de Arabische Lente en de Spaanse Indignados-beweging kwam Occupy van de grond en verspreidde zich voornamelijk via het internet en mond-tot-mondreclame.
Geïnspireerd door bewegingen als de Arabische Lente en de Spaanse Indignados-beweging kwam Occupy van de grond en verspreidde zich voornamelijk via het internet en mond-tot-mondreclame. Drie maanden vóór die eerste dag in Zuccotti Park werden de zaden van de beweging voor het eerst geplant. Op 9 juni 2011 werd OccupyWallStreet.org geregistreerd door Kalle Lasn, medeoprichter van het tegencultuurtijdschrift Adbusters. Vanaf dat moment greep Occupy om zich heen als wildvuur. Sociale media-gebruikers verspreidden de boodschap via diverse platforms – voornamelijk Twitter – met de hashtag #OccupyWallStreet. Ondanks de economische onrust en de wereldwijde ontevredenheid keken degenen die geen deel van de beweging uitmaakten collectief richting Occupy. Vooral de conservatieve media in de Verenigde Staten maakten gebruik van vernederende en bijtende koppen in hun berichtgeving over de bezetting. De meeste mainstream berichtgeving was negatief en schilderde de activisten af als gewelddadig, gelardeerd met allerlei details over arrestaties en ‘botsingen met de politie.’ Krantenkoppen op de voorpagina’s luidden ‘Zoo-cotti: dieren worden wild!’ ‘Genoeg! Tijd om Zuccotti Park terug te pakken!’ ‘Enge criminelen infiltreren Wall Street-protesten,’ en ‘Opgeruimd staat netjes!’ toen de bezetters met geweld het Zuccotti Park uit werden geschopt. Op sociale media was er echter een sterk contrast in sentiment. Meer mensen schaarden zich aan de zijde van de bezetters. Wereldwijd en ook in Nederland hadden de media meer empathie voor de bezetters, maar toch was er nog steeds een gevoel van afstand en neerbuigendheid, vooral gezien het feit dat Occupy een grote verscheidenheid aan mensen aantrok die op zoek waren naar alternatieve benaderingen van machtsstructuren, zoals krakers. In Nederland werd de aanwezigheid van dakloze mensen en krakers bij Occupy vaak gebruikt als een argument om de beweging te kleineren, vooral in media als GeenStijl. Occupy Beursplein werd bezocht door de Tweede Kamerleden Ronald Plasterk en Emile Roemer. Hoewel Eberhard van der Laan, de toenmalige burgemeester van Amsterdam, de bezetting op het Beursplein in de eerste dagen van het kampement ook kwam gadeslaan, verklaarde hij al snel dat hij de betogers weg wilde hebben. Uiteindelijk gaf hij de politie het bevel om het plein op te gaan en de bezetters na zesenvijftig dagen te verdrijven. Veertien mensen werden gearresteerd.
Het beroemde beeld van de ballerina bovenop de op hol geslagen stier voor de deur van Bowling Green op Wall Street visualiseerde de ondervonden precariteit van de markt en van de mensen in de Verenigde Staten tijdens deze crisis. De tekst op de poster luidde: ‘Wat is onze enige eis? #OccupyWallStreet 17 september. Neem een tent mee.’ Mensen schaarden zich achter deze oproep. De negenenvijftig dagen durende bezetting was ongekend, met betogers die banken, kantoren van bedrijven en universiteiten bezetten na hun verdrijving van Wall Street. De rimpelingen die deze gebeurtenis veroorzaakte waren diepgaand.
Over de hele wereld vonden soortgelijke protesten plaats als reactie op de klassespanningen en de corruptie in wereldwijde economische systemen. In IJsland bleven de bezetters vijftien dagen op het Austurvöllur-plein in Reykjavik. In Santiago, waar studentenprotesten voor beter onderwijs in Chili al sinds mei aan de gang waren, stookte Occupy het vuurtje nog verder op en hielden de bezettingen in het hele land nog maanden aan. In Cyprus wilden de demonstranten van Occupy Bufferzone duidelijk maken dat de verdeeldheid op Cyprus slechts een symptoom was van de grotere sociaal-politieke en economische problemen waar andere Occupy-protesten over spraken. Deze bezetting duurde tot midden 2012. In Bangladesh bezetten honderden demonstranten de commerciële sector van Dhaka, met borden waarop stond ‘Schiet ons neer,’ onverschrokken protesterend tegen de economische crash die mensen over de hele wereld geruïneerd achterliet. Elk Occupy-protest nam de kernwaarden en doelen van Occupy Wall Street over en paste die toe op de context van hun eigen land, waarbij Occupy werd gebruikt als strategie voor gelijkheid en vrijheid. Alleen al op 15 oktober 2011 waren er duizenden protesten over de hele wereld, in Egypte, Zuid-Afrika, Canada, Mexico, Argentinië, Brazilië, Indonesië, Hong Kong, Duitsland, Frankrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en in nog veel meer landen en steden, waaronder diverse steden in Nederland, met als grootste bezetting die in Amsterdam.
Consensus en prefiguratieve politiek: de strategieën van Occupy en Occupy Amsterdam
Op 15 oktober 2011 vestigden honderden bezetters zich op het Beursplein in Amsterdam, waar ze zeven weken lang zouden blijven. Mensen uit het hele land kwamen protesteren tegen de groeiende macht van de banken en de toenemende sociaaleconomische ongelijkheid. Uiteindelijk kwamen zo’n duizend mensen op het Beursplein demonstreren. De collectieve energie van deze bezetting was vanaf de eerste momenten voelbaar voor alle betrokkenen.
In New York schreeuwt een man tegen een grote menigte bezetters: ‘We are all!’ ‘WIJ ZIJN ALLEN!’ herhaalt de menigte eenstemmig. ‘Part of this movement!’ gaat hij verder. ‘DEEL VAN DEZE BEWEGING!’ scanderen ze terug. In Amsterdam en tijdens de wereldwijde Occupy-protesten wordt dezelfde stijl van communiceren gebruikt. Iedereen herhaalt wat de hoofdspreker zegt. Daarom is het een dialoog, een consensus. Ook andere strategieën worden gebruikt bij de Occupy-protesten om een egalitaire toewijding in de praktijk te brengen. Wanneer één persoon spreekt, gebruiken de leden van de menigte een systeem van handgebaren om collectief te communiceren en bij te dragen aan de discussie: ‘Up twinkles,’ oftewel beide handen in de lucht en wiebelen met je vingers, duidt op instemming (het betekent ‘applaus’ in ASL [de Amerikaanse gebarentaal]); ‘down twinkles,’ oftewel beide handen in de lucht, maar naar beneden gericht, betekent dat je het er niet mee eens bent, en het opsteken van één hand geeft aan dat je wilt spreken. Deze basis-handgebaren werden in diverse varianten ingezet bij Occupy-protesten over de hele wereld. Door het gebruik van deze bijzondere en eigenaardige manier van communiceren toonde Occupy een toewijding om niet alleen te preken over een meer egalitaire samenleving, maar deze egalitaire ideeën tevens in de praktijk te willen brengen.
‘Mensen vragen de hele tijd: wie zijn de leiders? Niemand. Niemand van ons is een leider, en we zijn allemaal leiders. [We zijn allemaal] precies hetzelfde,’ zegt een Occupy-betoger in New York City. Dit is precies wat commentatoren aanhalen als datgene wat heeft geleid tot het ‘falen’ van de Occupy-beweging, maar het vormt tegelijkertijd de kern van waar Occupy voor staat. Geen leiderschap, geen politieke strategie voor de toekomst, maar directe actie nu: de manier waarop je wilt dat de wereld in de toekomst zal zijn in het heden bewerkstelligen. ‘In onze beweging is het echt belangrijk dat onze middelen de doelen weerspiegelen die we proberen te verwezenlijken,’ zegt een andere NYC Occupy-betoger. Deze stijl van protest wordt ‘prefiguratieve politiek’ genoemd.
Adrian Kreutz definieerde prefiguratieve politiek als ‘een vorm van sociaal veranderingsactivisme dat probeert die andere wereld tot stand te brengen door middel van “het planten van de zaden van de samenleving van de toekomst in de aarde van vandaag”’ (1). In tegenstelling tot het consequentialisme – zoals in het bolsjewisme, waar het doel de middelen heiligt, ook al gaat dat met geweld gepaard – moeten in de prefiguratieve politiek de middelen de doelen definiëren. Een Amsterdamse Occupy-betoger zei het volgende over de strategie van de beweging:
‘Het interessante aan de Occupy-beweging is dat we geen bepaalde oplossing voorschrijven. Het systeem is uit elkaar aan het vallen. We moeten ons daar bewust van zijn en proberen te bespreken hoe we daarmee om moeten gaan. De enige manier om dat te doen is door zoveel mogelijk mensen te vragen: Wat is er mis? Wat denk jij? Hoe kunnen we de situatie verbeteren? En we beslissen pas iets als iedereen het ermee eens is. Dat is een geweldige manier om mensen weer politiek betrokken te krijgen.’ (‘Een beurs plein’ (Occupy Amsterdam) door Sara Blom, 00:06:00)
Verleden, heden en toekomst van Occupy: van de studentenprotesten van 1968 tot de bezetting van het Maagdenhuis in 2015
Hoewel Occupy nog maar ruim een decennium bestaat, hebben soortgelijke bewegingen de weg geëffend voor Occupy en is Occupy dankzij hen ontstaan. Het gebruik van sociale media als strategie om mensen te bereiken is door diverse andere bewegingen ingezet, vooral door de Arabische Lente en de Spaanse Indignados-bewegingen, die beide vlak voor Occupy plaatsvonden en hun oproepen tot actie via sociale mediaplatforms zoals Twitter en Facebook verspreidden. Occupy volgde hun voorbeeld, met het gebruik van een website en sociale media, met name Twitter, als middel om de boodschap te verkondigen.
Verder terug in de tijd is het bezetten van de publieke ruimte al eeuwenlang een protesttactiek, maar de eerste bezettingen die wel iets weg hadden van de bezettingen die we vandaag de dag kennen, begonnen in de jaren dertig van de vorige eeuw. De grootste voorloper van Occupy kreeg echter pas decennia later zijn beslag, in 1968, toen studenten over de hele wereld hun eigen universiteiten gingen bezetten om te protesteren tegen verschillende systemen van onderdrukking en ongelijkheid. De bekendste hiervan is het studentenprotest van 1968 in Parijs, waar de universiteiten ondergefinancierd waren, de samenleving zwaar conservatief en onderdrukkend kapitalistisch was, en de studenten genoeg hadden van de meeste machtsstructuren. Parijse studenten braken in in een administratief gebouw van de universiteit van Nanterre en barricadeerden de deuren. Deze protesten duurden zeven weken, en ruim duizend mensen werden gearresteerd. Over de hele wereld vonden vergelijkbare acties plaats tegen soortgelijke structuren van onderdrukking en uitbuiting, en tegen onverteerbare gebeurtenissen zoals de oorlog in Vietnam. In Nederland sloten studenten van de universiteit van Amsterdam (UvA) zich aan bij die wereldwijde protesten. Ongeveer zevenhonderd studenten bezetten in 1969 vijf dagen lang het Maagdenhuis, voordat ze door de politie gedwongen werden te vertrekken. De bezetting in Amsterdam was verbonden met de Provo-beweging, en was gericht op het uiten van verzet tegen autoritarisme en massaconsumptie. Als geheel worden deze bezettingen, die bekend staan als de studentenprotesten van 1968, vaak genoemd als voorlopers van de Occupy-beweging.
Ongeveer zevenhonderd studenten bezetten in 1969 vijf dagen lang het Maagdenhuis, voordat ze door de politie gedwongen werden te vertrekken.
Maar 1969 zou niet de laatste keer zijn dat het Maagdenhuis door studenten werd bezet. In 2015, zesenveertig jaar na die eerste bezetting en vier jaar na Occupy Beursplein, bezetten UvA-studenten het Maagdenhuis opnieuw. Als reactie op bezuinigingen die de Geesteswetenschappen onevenredig zwaar troffen, eisten de studenten veranderingen in de manier waarop het universiteitsbestuur werd gekozen, bij het contracteren van personeel en in de toewijzing van fondsen door de hele instelling heen, naast hervorming van de studentenhuisvesting in de nasleep van de huisvestingscrisis. Veel van deze studentenactivisten waren vier jaar eerder ook al betrokken geweest bij Occupy Beursplein. De inspiratie van Occupy was duidelijk, en toont de invloed van de beweging op de betrokkenen en latere bezettingen. Toch was er ook een keerzijde. Veel van de problemen die hadden geleid tot de val van Occupy resulteerden in een soortgelijke teloorgang van de bezetting van het Maagdenhuis. Er was een gebrek aan richting en het was moeilijk om de dagelijkse, praktische gang van zaken voor de mensen in het gebouw te regelen, maar ook om het grotere geheel te blijven zien en een langetermijnstrategie te ontwikkelen. Uiteindelijk was de bezetting een krachtige demonstratie van de kracht van collectieve actie, maar veel van de problemen die er de aanleiding voor waren bestaan vandaag de dag nog steeds.
Recentere voorbeelden van soortgelijke bezettingsbewegingen zijn er in overvloed.
Gedurende 2022 en tot in 2023 hebben studentenklimaatactivisten van Extinction Rebellion, UvA Rebellion, de Amsterdam Autonome Coalitie en de Activistenpartij UvA de UvA op diverse momenten bezet. Bij één van die gelegenheden bezetten studenten de voormalige Amsterdamse Academische Club als reactie op de banden van de universiteit met Shell. Het duurde slechts een dag voordat de studenten te maken kregen met gewelddadige uitzetting door de oproerpolitie (maar de studenten weigeren op te geven en het is duidelijk dat er meer protesten zullen volgen). Andere vormen van bezetting blijven ook bestaan. Op elk willekeurig moment zijn er nog altijd diverse kraakpanden in Amsterdam, hoewel het kraken de afgelopen decennia aanzienlijk is afgenomen. Maar met organisaties zoals Mokum Kraakt, die zich inzetten voor het veranderen van de manier waarop het stedelijk leven is gestructureerd te midden van de huisvestingscrisis, zullen kraakacties zeker blijven bestaan. (Voor meer informatie over kraken en Mokum Kraakt zie pagina **).
Hoewel de bijna mythische energie die door de collectieve actie onder de deelnemers leek te zijn opgewekt alom wordt gevierd, zijn de meeste discussies over de Occupy-beweging doorspekt met nostalgie en spijt, en met een gevoel van rouw over het ‘falen’ van de beweging. Dit falen wordt vaak toegeschreven aan het gebrek aan substantiële economische hervormingen na de protesten, maar ook aan de structuur van Occupy, die draaide om consensus, collectieve deelname, egalitarisme, directe democratie en prefiguratieve politiek. Occupy als een mislukking bestempelen komt echter neer op het beoordelen ervan op een manier die tegengesteld is aan haar kernwaarden. Bij Occupy stond de prefiguratieve politiek centraal. Het ging om het creëren van de toekomst die we in het heden willen: directe actie nu, collectiviteit en gelijkheid. Het ging om het creëren van verandering in het moment, door te veranderen wat mensen denken dat mogelijk is.
Occupy veranderde de manier waarop mensen naar hun relatie tot autoriteit keken en inspireerde toekomstige generaties om de status quo in twijfel te trekken. Occupy putte uit soortgelijke op bezetting gebaseerde acties uit het verleden en vormde de manier waarop we collectieve actie en activisme benaderen: ‘Het was een vonk,’ aldus Ewout van den Berg.
Terugkijken, vooruitkijken: wat we kunnen leren van Occupy
Ewout van den Berg, lid van de Internationale Socialisten, was een van de organisatoren van de allereerste poging om Occupy Amsterdam op te zetten, op dezelfde dag als het protest in Zuccotti Park in New York City, een maand vóór de bezetting op 15 oktober. Deze vroege demonstratie telde slechts ongeveer vijfentwintig deelnemers en liep al snel dood. Maar de energie die eraan ten grondslag lag, won snel aan vaart toen de mensen ter plaatse de boodschap begonnen te verspreiden en het enthousiasme voor de beweging begonnen te vergroten. Mensen zoals Van den Berg ontwikkelden al snel strategieën en vonden manieren om de bezetting effectief te maken.
Terugkijkend naar deze eerste momenten van Occupy vertelt hij me dat het een experiment was; het was inderdaad een ‘soort vonk’ die mensen in contact bracht met radicale ideeën en hen een plaats gaf om alternatieven voor het kapitalisme te bespreken; het functioneerde als sociale ruimte en centrum waar deze discussies plaatsvonden. ‘Er is sprake van een zekere openheid – bevrijding zelfs – als we het hebben over de open mic ervaring … het feit dat iedereen iets kon zeggen en iedereen zou luisteren. Dat is belangrijk in een maatschappij die zo gestructureerd is dat je niets durft te zeggen, of je niet genoeg gesterkt voelt om jezelf te uiten.’ Hij vertelt me dat Occupy, dat plaatsvond rond de tijd dat hij lid werd van Socialisme.nu, in zijn eigen leven zijn kijk op activisme heeft veranderd. ‘Het hielp me het belang van dit soort momenten in te zien, maar ook het belang van het voeren van moeilijke discussies op het moment dat ze plaatsvinden. Het is heel makkelijk om dat als vanzelfsprekend te beschouwen. Het hielp me te realiseren dat dit de momenten zijn waarop je gesprekken moet voeren over waar we naartoe willen, hoe we ons succes meten … het belang van strategisch denken en hoe we deze beweging kunnen laten groeien.’
Het laten groeien van de beweging werd bemoeilijkt door de onmiddellijkheid ervan, door de noodzaak om het kampement schoon te houden en als groep te functioneren, waarbij sommigen niet altijd evenveel bijdroegen als anderen, wat regelmatig leidde tot conflicten en disfunctioneren. Te midden van deze zaken was de richting van de beweging en de effectiviteit ervan moeilijk te zien. Wanneer je voedsel, sanitaire voorzieningen en veiligheid probeert te regelen, is het onmogelijk om het grotere plaatje in het oog te houden. De rol van Van den Berg gaat over het kijken naar dat grotere plaatje, iets waar de prefiguratieve politiek niet zo op gericht is. Van een afstand ernaar kijkend ziet hij dat ‘Occupy niet echt in staat was om zich aan te passen [aan, of] om een balans te vinden tussen het zijn van een open structuur, waarbij iedereen aanwezig is, en het opbouwen van een politieke beweging waarbij mensen betrokken zijn. In de praktijk duurden de vergaderingen eindeloos. Omdat Occupy niet in staat was om haar democratie op een serieuze manier te structureren, maakte dat het ook onmogelijk om echt iets op te bouwen.’
Mensen vergeten vaak ‘dat het belangrijk is om te proberen de netwerken die activisten al hebben opgebouwd erbij te betrekken, omdat ze kunnen helpen deze momenten langer te laten duren, maar ze ook meer geworteld te maken.
Als we kijken naar de toekomst van de collectieve actie en zien wat we van Occupy kunnen leren, lijkt deze les overduidelijk. Waar dit soort bewegingen kunnen ontstaan op momenten van spanningen, waar de wrijving toeneemt en mensen die normaal gesproken niet politiek actief zijn geradicaliseerd worden, benadrukt Van den Berg het belang van het bewaren van dit precaire evenwicht: proberen het grotere geheel te zien en geworteld te blijven in de gemeenschap. Mensen vergeten vaak ‘dat het belangrijk is om te proberen de netwerken die activisten al hebben opgebouwd erbij te betrekken, omdat ze kunnen helpen deze momenten langer te laten duren, maar ze ook meer geworteld te maken.’ Hij legt uit hoe er op een gegeven moment een verbinding was tussen Occupy Amsterdam en diverse vakbonden, zodat Amsterdamse trambestuurders en vuilnismannen die aan het staken waren, zich konden aansluiten bij degenen op het Beursplein. ‘Dit was alleen mogelijk omdat er activisten waren die probeerden een nieuw activistisch netwerk op het Beursplein te koppelen aan reeds bestaande netwerken. [46:37]’ Hij benadrukt het belang van deze verbinding, omdat dit soort bewegingen op deze manier kunnen groeien en de bestaande gemeenschap van activisten kunnen versterken, in plaats van geïsoleerd te blijven zonder voordeel voor beide partijen. Tegenwoordig werkt van den Berg met Socialisme.nu, hoewel hij me vertelt dat dit zijn laatste jaar daar is. Hij is vooral actief met het ondersteunen van lokale afdelingen van de organisatie in diverse steden, en met schrijven, het organiseren van demonstraties, zoals de recente campagnes tegen extreemrechts, en het samenbrengen van diverse activisten.
Als er iets is dat we kunnen meenemen van Occupy, dan is het wel de kracht die bewegingen van collectieve actie hebben om een dialoog op gang te brengen, en de manier te veranderen waarop mensen denken over de wereld waarin ze leven en hoe ze die kunnen benaderen. Maar – afgezien van de verandering die dit bij mensen teweegbrengt – hoe is systematische verandering mogelijk? We kunnen mensen wel bewust maken en laten stemmen voor verandering, maar luisteren de politici wel? Is echte verandering überhaupt mogelijk? Ik heb de antwoorden niet. Mijn perspectief van Occupy, als iemand die er niet bij betrokken was, kan alleen maar onvolledig zijn. In mijn poging om de beweging te begrijpen, beweer ik niet dat ik volledig kan bepalen wat zij vandaag nog betekent of wat zij destijds betekende, maar ik kan alleen zeggen dat als we kijken naar momenten als deze uit het verleden, we beter kunnen begrijpen hoe we nu en in de toekomst voor verandering moeten strijden – door te spreken met degenen die deel uitmaakten van deze momenten en door van hen te leren. Door in contact te komen met activisten die al vóór onze geboorte vochten voor verandering, en door hun strijd voort te zetten. Uiteindelijk kunnen we alleen maar hopen dat, zoals de betogers door Zuccotti Park riepen, ‘we dit onrechtvaardige systeem samen kunnen veranderen!’